De Liefde en de Ziel
Vandaag had ik examen van Amor en Psyche. Dat is geen vak op zich, maar omdat niemand zich nog de titel van het vak herinnert – die doet er ook niet toe – noemen we het maar zo, naar de Latijnse tekst waarrond het vak draait. Amor en Psyche is een verhaaltje dat, in de versie van de auteur Apuleius (tweede eeuw), deel uitmaakt van één van de twee unieke romans uit de Latijnse literatuur, genaamd de Metamorfosen of De Gouden Ezel. Ik speelde al langer met het idee om over elk examen een stukje op mijn blog te schrijven en in dit geval is het gewoon het verhaaltje zelf geworden. Dat is namelijk het allerboeiendste én allermooiste van het vak.
Het gaat om een sprookje dat al eeuwen als folklore de ronde deed, maar dat in de versie van Apuleius werd verheven tot hoogliteraire vertelling. Het is het verhaal van de menselijke Ziel en de Liefde. Meer zal ik niet zeggen, alleen dan, zoals Apuleius het de vertelster in het kaderverhaal deed zeggen: het is een lief verhaaltje dat ik vertel om je te sussen en te plezieren. Ik heb het opgedeeld in episodes, een achttal in totaal, opdat het aangenaam leesbaar zou blijven. Maar de episodes zullen elkaar (hoogstwaarschijnlijk) snel opvolgen en niet eindigen met grandioze cliffhangers. ;-)
Deze vertaling (dicht aansluitend bij de Latijnse tekst) is gebaseerd op de Latijnse uitgave van E. J. Kenney, Cambridge, 1990.
Amor en Psyche
Er waren eens in een stad een koning en een koning, die drie dochters hadden van uitzonderlijke schoonheid. De twee oudste, met hun lieflijke gezichtjes, konden nog net met menselijke lofbetuigingen geprezen worden, maar het jongste meisje was zo wonderlijk mooi dat de taal van de mensen tekortschoot. Van vele naburige steden kwamen massa’s mensen samen om in een drukke menigte de uitzonderlijke aanblik te bewonderen en door de onbeschrijflijkheid van de schoonheid werden zij verstomd. Ze brachten hun wijsvinger naar het topje van hun duim en zo naar hun mond en vereerden het meisje als de godin Venus zelf. Het gerucht verspreidde zich over de steden in de omgeving en over de aangrenzende gebieden dat de diepblauwe zee een nieuwe godin had voortgebracht en het schuimende water haar had opgevoed en dat haar de gratie van goddelijkheid werd toegedicht en dit was het gespreksonderwerp onder alle volkeren, ja zelfs dat niet de zee, maar de aarde door een nieuwe kiem van druppels uit de hemel een tweede Venus had gebaard, een maagdelijke bloempje. Zo groeide het gerucht elke dag aan en doordrong het de nabijgelegen eilanden, een groot deel van het land en allerlei provincies. Vele onderdanen hadden lange tochten afgelegd en de diepe zee doorvaren naar dit hemelse spektakel, om het te aanschouwen. Niemand ging nog naar Paphos of Cnidos of zelfs naar Cythera om de godin Venus te zien; haar riten werden verwaarloosd, haar tempels kwamen in verval, haar feestdagen werden genegeerd. Haar beeld bleef onomkransd en haar lege altaar lag er vuil bij met koud geworden as. Het meisje werd nu aanbeden en in een mensengezicht werd de goddelijkheid van zo’n grote godin vereerd. Als zij ’s morgens naar buiten kwam werd ze bekoord met offers en feestmalen en de naam van de afwezige Venus. Als ze over de pleinen liep, gingen mensen met haar mee en sierden haar met kransen en losse bloemen.
Deze overdracht van een goddelijke cultus op een sterfelijk meisje, ontvlamde de woede van Venus en omdat ze het niet kon dulden schudde ze haar hoofd en zei ze fronsend tegen zichzelf: “zie nu, ik, de aloude moeder van de natuur, de oorsprong van de elementen en de voedster van de hele wereld, Venus, deel mijn eerbiedwaardigheid met een sterfelijk kind en laat mijn hemelse naam onteren met het vuil van de aarde! En ik moet dat zeker verdragen, die onstandvastige aanbidding voor mijn plaatsvervangster en mijn aanzien voor een sterfelijk meisje? Tevergeefs heeft die herder, wiens rechtschapenheid en trouw à propos door de machtige Jupiter waren bevestigd, mij verkozen boven twee grote godinnen voor mijn uitzonderlijke schoonheid. Maar wie ze ook is, ze zal zich niet lang meer zo zelfvergenoegd van mijn eer bedienen: ik zal ervoor zorgen dat ze nog spijt krijgt van haar ongeoorloofde schoonheid!” Meteen riep ze haar zoon bij zich, die roekeloze gevleugelde jongen die de openbare zede veracht en ’s nachts met zijn vonken en pijlen door vreemde huizen dwaalt, allerlei huwelijken verpest en dat ongestraft. Hij doet niets goeds. Al brutaal geboren werd hij nu nog aangevuurd door de woorden van zijn moeder en toonde ze zelf de stad waar Psyche woonde – want zo was naar naam. Ze vertelde hem alles over het gerucht van hun wedijverende schoonheid fronsend van verontwaardiging zei ze: “Bij mijn moederlijke liefde, bij de zoete wonde van je pijl en de zwoele branding van je vonk, jij moet de wraak van je moeder volbrengen, maar dan totaal! Straf die arrogante schoonheid streng en doe vooral dit ene ding: raak die meid met vurige hartstocht voor man van het laagste allooi, die qua aanzien, bezit en ook nog eens welvaart door het Lot verdoemd is, zo een absolute nul dat er nergens in de wereld iemand meer te beklagen is dan zij.” Dat zei ze, ze kuste haar zoon met hete kussen en dikke zoenen op zijn gezicht en vertrok naar de kust. Met haar roze voeten wandelde ze het golvende water op naar het middelste van de zee en meteen werd ze omringd door haar maritieme gevolg. De Nereïden zongen in koor, Portunus met zijn ruige zeegroene baard was er en Salacia met haar schoot vol vis en ook Palaemon, de kleine dolfijnenmenner. Slingers van Tritons dartelden rond haar en bliezen zachte tonen in schelpen. Eén hield haar een sluier tegen de zon voor, nog één een spiegel en de anderen zwommen in paren langs haar wagen. Zo zag de stoet eruit die Venus naar de oceaan begeleidde.
Intussen kon Psyche geen vruchten plukken van haar schoonheid. Ze werd door iedereen bewonderd en geprezen, maar niemand, koning noch prins noch man uit het volk vroeg haar ten huwelijk. Ze verwonderden zich allemaal over haar goddelijke schoonheid en beschouwden haar als kunstig afgewerkt beeld. Haar oudere zussen, met hun bescheidener en niet zo beruchte schoonheid, hadden al lang een huwelijk met een koning van een nabijgelegen gebied in de wacht gesleept, maar Psyche bleef als eenzaam maagdje thuis achter en ze huilde om haar verlatenheid, fysiek verzwakt en mentaal gekwetst, en hoewel geprezen door alle volkeren, vervloekte ze haar schoonheid. De bezorgde vader van het diepongelukkige meisje begon de haat van de hemelingen te vermoeden en uit vreesde voor de woede van de goden, besloot hij naar het aloude orakel in Milete te gaan. Met gebeden en offers vroeg hij om een huwelijk en een man voor het uit de gunst geraakt meisje. Maar Apollo, nochtans Grieks en Ionisch, antwoordde dit in het Nederlands van de verteller:
Breng het meisje, oh koning, naar de hoogste rots van een berg,
getooid als een bruidje dat ten grave gaat.
Hoop niet dat ze een sterfelijke man als echtgenoot zal krijgen
maar een wild beest, onaanzienlijk als een slang,
dat met zijn vleugels door het luchtruim vliegt en overal schrik inboezemt
hij belaagt iedereen met zijn vuur en zijn zwaard,
zodat zelfs Jupiter gaat beven en schrik heeft voor zijn macht
en de rivieren gaan huiveren, ja zelfs de duistere Styx.
Eens was de koning gelukkig, maar nu hij deze heilige voorspelling gehoord had, keerde hij ontstemd en droevig terug naar huis en vertelde zijn vrouw over het onheilspellende lot. Ze weenden en treurden en klaagden lange dagen. Maar het grimmige lot moest en zou zich voltrekken. Alles werd klaargemaakt voor het huwelijksfeest van het miserabele meisje. Het licht van de huwelijksfakkels werd zwart door de roetige asafzetting, de toon van de fluiten veranderde in een Lydische klaagzang en de vreugde mondde uit in luguber geweeklaag. De bruid wiste zich de tranen met haar eigen sluier. De hele stad treurde mee met het koningshuis zo aangedaan door het trieste lot en alle lopende zaken werden opgeschort voor een periode van publieke rouw.
Maar een heilig voorschrift moet gehoorzaamd worden en de arme Psyche werd opgeëist voor haar voorbestemde straf. En dus rondde men het huwelijksfeest af en onder luid gejammer, zoals gewoonlijk, volgde het hele volk de levende naar haar graf. Psyche gaf zich huilend over niet aan haar huwelijk, maar aan haar uitvaart. Maar toen de droeve ouders twijfelden of ze die vreselijke daad wel zouden uitvoeren, was zij het, de dochter zelf, die hen aanspoorde: “Waarom kwellen jullie je ongelukkige ouderdom met dat lange geween? Waarom mat je je levensadem, die mij zo dierbaar is, af met dat gejammer? Waarom verdof je je ogen met zinloze tranen? Waarom ruk je je grijze haar uit en sla je je op de borst en op de vrome boezem? Dit is de prijs voor die buitengewone schoonheid van mij. Te laat voelen jullie de dodelijke slag van goddeloze afgunst. Toen het volk ons vereerde met goddelijke eden, toen ze mij éénsluidend tot nieuwe Venus benoemden, toen had je moeten treuren en huilen, toen had je moeten rouwen om mij alsof ik al dood was. Maar ik voel het, ik zie in dat het alleen de naam van Venus is die mij nu mijn leven kost. Neem me dan mee en bind me vast aan die rots. Ik kan niet wachten in dat gelukkige huwelijk te treden en die edele man te zien. Waarom afwenden wat komen moet vanuit het onheil van de hele wereld?”
Zo sprak ze en zweeg ze en met zelfzekere pas mengde ze zich onder het volk dat haar zou volgen. Ze gingen naar de rots op die hoge berg en lieten het meisje achter op het hoogste uitsteeksel. De fakkels waarmee ze hadden voorgelicht, doofden ze uit met tranen en met gebogen hoofd keerde iedereen naar huis. Omwille van de droefheid van dit lotgeval sloten de ouders zich op in hun huis en gaven zich over aan een lange nacht.
Bleek en bevend stond Psyche te huilen bovenop die rots toen een zacht briesje geleidelijk aangeblazen door de adem van Zephyr haar kleedje heen en weer deed golven en opbolde in haar buik. Op een rustig windje geheven werd ze tenslotte vervoerd langs de afhellende rots naar een lagergelegen vallei en zachtjes neergelegd in de schoot van een bloemrijk grasveld.
* * *
2 Comments:
Heavy. Wel knap van Apollo dat hij in het Nederlands orakelde. Ik kijk uit naar de volgende zeven delen.
Ik ben dol op verhaaltjes, uit alle tijden en alle talen. Al moet ik zeggen dat ik blij ben dat het in het Nederlands is, mijn Latijn is nogal roestig.
Maar het lezen zal voor morgen zijn, nu moet ik mij wijden aan de psychoanalyse...zucht...
Post a Comment
<< Home