Friday, June 13, 2008

V Psyche Errans Pars I

Hoe zat dat juist met die wraak voor die zussen die er zometeen ging aankomen? En hoe zal Venus reageren als haar zoon zo toegetakeld thuiskomt? In deze passage metamorfoseert Psyche tot listige wraakzoeker en stoot Venus, in de rol van ouwe tante, een hilarische speech uit, waarop ze nog eens belachelijk gemaakt wordt door twee andere roddeltantes. Maar eerst nog even terug naar de treurigheid.

Psyche lag daar uitgestrekt op de grond en keek haar vliegende man na voor zo ver ze kon, haar ziel kwellend met extreem gejammer. Wanneer hij door het klapwieken van zijn vleugels zo hoog was gekomen dat ze hem niet meer herkende, stortte ze zich over de rand van een nabijgelegen rivier. Maar de milde rivier, uit ontzag voor de macht van de god die het water en dus ook haar zelf doet ontvlammen in passie, zette haar met een onschadelijke golf op de bloeiende oever. Toevallig zat daar de landelijke god Pan in een omhelzing met de berggodin Echo terwijl hij haar leerde allerlei geluiden na te bootsen. In een weide vlakbij dartelden grazende geitjes. De naar een bok stinkende god bemerkte Psyches gekwetste hart en, goed op de hoogte van wat er gebeurd was, riep hij haar vriendelijk bij zich en suste haar met lieve woorden: “Lief meisje, ik ben maar een plattelandsgod en een herder, maar ik ben onderricht door de vele ervaringen van mijn aanzienlijke ouderdom. Als ik het goed voor heb – want dat geldt voor wijze mannen als goddelijke ingeving – gezien je beven, je onzeker gaan, de bleke kleur van je huid, je onafhoudelijke zuchten en je zwakke oogjes, is het onder de liefde dat je lijdt. Luister naar mij. Vermoord jezelf niet door een nieuwe sprong in de diepte of door een andere vorm van geforceerde dood. Stop je getreur en droog je tranen, vereer liever Cupido, die allermachtigste god, en vlei hem met onderdanigheid, hij is ook maar een verwaande en losbandige jongeman.”

Zo sprak hij. Psyche antwoordde niet, maar aanbad de god en groette voor ze verderging. Ze zwierf lange tijd over moeilijke wegen en kwam toen, tegen het einde van de dag, aan in een stad zonder te weten welk pad haar daar had gebracht. In die stad nam de man van één van haar zussen het koningschap waar. Toen ze dit te weten kwam, zorgde Psyche ervoor dat ze bij haar zus gemeld werd. Weldra werd ze binnengeleid en na wederzijdse omhelzingen begon ze als volgt te vertellen over wat haar overkomen was: “Je herinnert je vast jullie raad, die jullie me gaven om het beest, dat onder de naam van mijn echtgenoot bij mij sliep, te doden met een dolk voor het mij, ongelukkige, met een grote schrok zou verslinden. Wel, van zodra ik, zoals we hadden afgesproken, met de hulp van het licht zijn gelaat kon zien, zag ik daar een wonderbaarlijk en goddelijk schouwspel! Het was de zoon van Venus zelf, Cupido dus hé, die daar diep en rustig lag te slapen. Ik was buiten mezelf door de aanblik van zo iets moois en wist niet waarheen met al mijn verlangens. Maar toen, door een vervloekt toeval drupte de lamp hete olie op zijn schouder. Meteen schrok hij wakker van de pijn en zag hij me staan gewapend met mes en vuur. ‘Jij ook,’ zei hij, ‘voor deze schandelijke misdaad, maak dat je wegkomt uit mijn bed en neem al je spullen mee! Ik zal jouw zus’ – en hij noemde jouw naam – ‘met mij verbinden in een fatsoenlijk huwelijk!’ en onmiddellijk beval hij Zephyr mij ver weg over de grenzen van zijn landgoed te blazen.” Psyche was nog niet uitgesproken of dat stuk venijn, krom van begeerte en opgestookt door verdorven afgunst, verzon snel een leugen voor haar echtgenoot – iets van haar ouders die gestorven waren – en scheepte in richting de rots. Daar, hoewel er een andere wind blies, riep ze met blinde hoop uit: “Neem mij aan, Cupido, als jou waardige vrouw en jij, Zephyr, vervoer je meesteres!” en ze stortte zich hals over kop in de diepte. Maar zelfs dood zou ze nooit beneden aankomen. Haar ledematen werden tegen de rotsen gezwierd en op de klippen uiteengerukt zodat ze, met haar overal verspreide ingewanden, gemakkelijk bereikbaar voedsel was voor allerlei vogels en wilde dieren. Ook de volgende wraak liet niet op zich wachten. Na opnieuw wat rondzwerven kwam Psyche weer in een stad aan waar op dezelfde manier haar andere zus woonde. En niet anders werd zij misleid door de list van haar zus en haastte zich voor het ongeoorloofde huwelijk. Ze viel op de rotsen een gelijkaardig einde tegemoet.

Terwijl Psyche alle volkeren afging om te vragen naar Cupido, lag die, lijdend onder de wonde van de lamp, in het bed van zijn moeder zelf te zuchten. Een sneeuwwitte meeuw, die op de zeestromingen ronddobberde, dook toen naar beneden naar de diepste schoot van de Oceaan. Daar was Venus zich net aan het wassen en aan het baden, toen hij bij haar ging zitten en vertelde dat haar zoon zwaar verbrand lag af te zien van de pijn en dat zijn lot onzeker was. Bovendien deden overal onder het volk geruchten de ronde over schandalen binnen het gezin van Venus: “dat hij [haar man Vulcanus] zich terugtrekt voor hoerderij in de bergen en dat jij alsmaar in de zee zit. Daardoor is er nergens nog genot, nergens nog gratie en nergens enige charme en gaat alles[1] er onverzorgd, boers en bruut aan toe. Geen huwelijksverbintenissen meer, geen vriendschapsbanden en geen kinderliefde, maar een totale warboel en een perverse walging van vuile vrijpartijen.” Zo snaterde die praatzieke en bemoeizuchtige vogel in het oor van Venus en verpeste hij de reputatie van haar zoon. Venus riep toen plotseling hevig kwaad: “Ah! Heeft dat lief zoontje van mijn een vriendinnetje? Komaan, jij die mij als enige zo trouw dient, geef op, wat is de naam van haar die zijn kinderlijke en onvolwassen hart heeft verleid! Is het één van het nimfenvolk of één van de Horen of eentje uit het Muzenkoor? Of misschien één van mijn eigen Gratiën?” En de vogel hield zich niet in. “Ik weet het niet, meesteres, maar ik denk dat hij het meisje zo vurig begeert dat, als ik het mij goed herinner, Psyche genoemd wordt.” Toen werd Venus uitzinnig en riep ze uit: “Psyche! Die buitenechtelijke rivaal van mijn schoonheid! Concurrent van mijn naam zelf! Die loeder van mij denkt zeker dat ik een bordeelmadam ben op wiens aanwijzen hij dat kind heeft leren kennen?”

Zo protesterend stelde ze zich haastig recht en verliet dadelijk de zee op weg naar haar eigen huis. Daar vond ze haar zieke zoon zoals haar verteld was en van aan de deur begon ze al luid te bulderen: “Dat is nu eens geschikt gedrag voor ons gezin, perfect passend bij de mate van zedelijke discipline in jouw heldendaden! Ten eerste treed je de bevelen van je moeder, meer zelfs, van je meesteres, met de voeten en dan, in plaats van mijn vijandin te kwellen met de laagste affaires, verbind je jezelf met al de losbandigheid en onvolwassenheid van je jeugd met haar omhelzingen en ik moet mijn aartsvijandin maar als schoondochter verdragen! Je denkt zeker, jij nietsnut, verleider, hatelijk ventje, dat jij de enige bent die hier voor een nageslacht kan zorgen en dat ik te oud en versleten ben om te produceren? Ik zou eens willen dat je goed weet dat ik een veel betere zoon zal baren, ja zelfs – opdat jij de schande des te meer zou voelen – een slaaf van mij zal adopteren en aan hem die vleugels en die vonken en die boog met die pijlen zal geven en heel mijn arsenaal, dat ik jou nooit voor zulke gebruiken gegeven heb, want uit de goederen van je vader is je daartoe nooit iets toevertrouwd! Maar je was al misopgevoed van in de wieg en altijd was je al een ruziestoker. Je hebt je ouders keer op keer respectloos getroffen en zelfs je moeder, ja ik dus!, zet jij, oudermoordenaar, nog altijd dagelijks in haar blootje. Je hebt me dikwijls bestookt en veracht als was ik op zijn minst een weduwe en je bent zelfs niet bang voor je stiefvader, die machtige en dapperste oorlogsgod. En waarom ook niet? Je bent het gewoon hem al te vaak tot mijn kwelling meisjes als maîtresses toe te steken. Maar ik zal ervoor zorgen dat je spijt krijgt van je spelletjes en dat je huwelijk een bitterzure nasmaak zal krijgen. Maar wat moet ik doen nu ik voor schut gezet ben? Waar moet ik naartoe met mijn ongeluk? Hoe moet ik die bedrieger in bedwang houden? Ik kan toch niet de hulp vragen van mijn vijand de Matigheid, die ik zo dikwijls gekrenkt heb met de losbandigheid van deze hier? Ik huiver al bij de gedachte aan een gesprek met die ouderwetse, preutserige, gedistingeerde mevrouw. En toch mag ik gelijk welke mogelijkheid tot troostbrengende wraak niet afsnijden. Ik moet mij nu tot haar wenden en niemand anders om die walgelijke nietsnut te kastijden. Ze moet zijn pijlenkoker afnemen en hem van zijn pijlen ontwapenen, zijn boog ontspannen en zijn fakkel doven en met nog veel straffere maatregelen heel zijn lichaam inbinden. De wraak voor zo’n schande zal pas totaal zijn als ze zijn haar, dat ik met deze handen zo dikwijls gestreeld heb tot het goudgeel glansde, heeft afgeschoren en zijn vleugels, die ik in mijn schoot met honing heb doordrenkt, heeft gekortwiekt.”

Zo tierend en opgezwollen van venerische woede, stormde ze naar buiten. Daar liep ze dadelijk Ceres en Juno tegen het lijf. Die zagen haar aangedane gelaat en vroegen waarom ze de stralende schoonheid van haar ogen met zo’n grimmige frons overschaduwde. Maar Venus zei: “Jullie komen net op tijd om het verlangen van mijn brandende inborst te volbrengen! Ik smeek jullie met al jullie macht te zoeken naar mijn voortvluchtige en wispelturige slavin Psyche. Het gerucht over mijn huis en het ongeoorloofde gedrag van mijn zoon zal jullie toch vroeg of laat ter ore komen.” En de twee, niet zonder weet van wat er gebeurd was, probeerden de razende woede van Venus te sussen. “Wat voor kwaad, mevrouw, heeft je zoon dan uitgevreten, dat jij zijn geneugtes zo halsstarrig in bedwang houdt en ernaar hunkert om het meisje, dat hij zo bemint, in het verderf te storten? Wat is er nu in vredesnaam zo erg is aan het feit dat hij een lief meisje toelacht? Je weet toch dat hij ook maar een man is en dan nog een jonge kerel. Ben je vergeten hoe oud hij is? Of denk je, omdat hij er nog zo goed uit ziet, dat hij altijd een jochie zal blijven? Maar jij bent zijn moeder en een wijze vrouw ook dat je altijd zo nieuwsgierig zijn doen en laten onderzoekt en hem van losbandigheid beschuldigt, zijn liefdes aan banden legt en in je mooie zoon je eigen kunstjes en genietingen berispt. Zeg eens, wie van de goden en wie van de mensen zal dulden dat jij her en der verliefdheden onder het volk verspreid, terwijl je de affaires onder je eigen dak bitter verbiedt en je openbare toevlucht van vrouwelijke zwakheden op vroegtijdig sluit?”

Zo, uit vrees voor de pijlenschieter, vleiden zij Cupido met invloedrijke bescherming, hoewel hij er niet bij was. Venus was ten zeerste verontwaardigd dat de belediging tegen haar waardigheid zo lacherig behandeld werd. Ze keerde zich om en zette er de pas in in de richting van de zee.

* * *



[1] Dit wil zeggen, alles wat verband houdt met liefde en relaties en zo. Dus overal waren er schandalen van buitenechtelijke relaties enzovoort.

Labels: , ,

0 Comments:

Post a Comment

<< Home