Thursday, June 19, 2008

VI Psyche Errans Pars II

Waar waren we? Venus is woedend en vastbesloten zich te wraken, maar kan Psyche voorlopig niet vinden. Die heeft er intussen nog geen idee van wie haar wraakster is en probeert onvermoeid haar Cupido terug te vinden.

Intussen werd Psyche heen en weer geslingerd op wijdse zwerftochten, dag en nacht zocht ze intens naar een spoor van haar man en hoe rustelozer ze werd, hoe meer ze ernaar verlangde om zijn woede te sussen, indien niet met liefkozende vleierijen, dan toch met slaafse smeekbeden. Plots zag ze op een hoge berg een tempel staan en ze zei bij zichzelf: “Wie weet is hij daar wel!” Gezwind ging ze erop af, haar vermoeide pas automatisch versneld door hoop en verlangen. Ze beklom de hoge kammen en kwam aan bij de goddelijke woonst. Daar zag ze korenaren op een stapel liggen en anderen in kransen gevlochten en ook gerstenaren zag ze. Hier en daar verspreid lagen sikkels en allerlei gereedschap voor de oogst, maar allemaal door elkaar, blijkbaar zorgeloos neergegooid door de werklui, zoals normaal is na de zomer. Eén voor één begon Psyche deze allemaal uit elkaar te halen en netjes samen te leggen, in de overtuiging dat ze de verering van geen enkele godheid mocht verwaarlozen, maar van iedereen het medelijden moest proberen wekken.

Toen Ceres[1], die milde godin, haar zag terwijl ze zich zo met zorg en ijver over haar spullen bekommerde, riep ze van ver: “Zozo, arme Psyche? Over de hele wereld zoekt Venus razend naar een spoor van jou. Ze wil je koste wat kost in het verderf storten en aast op wraak met al haar goddelijke kracht. En jij zit hier mijn spulletjes te ordenen alsof je nog tijd hebt voor iets anders dan je eigen vel te redden.” Psyche wierp zich aan de voeten van de godin, huilde overvloedig en wreef haar haren over de grond. Na allerlei smeekbeden om genade besloot ze als volgt: “Ik smeek u bij uw vruchtendragende handen, bij de vrolijkheid van uw oogstfeesten, bij de gevleugelde draken die uw wagen trekken, bij de voren van het Siciliaanse akkerland en de roofwagen en het gijzelland van uw dochter Proserpina, bij haar afdaling naar een duister huwelijk en haar terugkeer naar het licht en bij alle geheime riten van het heiligdom van het Attische Eleusis, help jouw smekelinge, de beklagenswaardige Psyche. Sta me toe dat ik me hier tussen de korenaren voor een paar dagen verberg, totdat de woede van die machtige godin getemperd is door het verloop van de tijd of tenminste totdat ik door een rustpauze van mijn onafhoudelijk afzien mijn kracht herwin.” Ceres antwoordde: “Je ontroert me weliswaar met je tranen en gebeden en ik zou je graag helpen, maar ik heb altijd een goede vriendschapsband onderhouden met mijn halfzus Venus en bovendien is zij een beste dame. Ik kan haar niet voor het hoofd stoten. Verlaat daarom terstond dit huis en prijs jezelf gelukkig dat ik je niet gevangen neem en vasthoud.”

Tegen alle hoop in afgewezen, werd Psyche eens te meer overvallen door verdriet, keerde ze op haar voetsporen terug en zette ze haar tocht voort. Ergens beneden in een vallei, in een schemerig woud, zag ze een kunstig gebouwde tempel. Ze wilde geen enkele hoop op een uitweg, ook al was hij zo luttel, verliezen, maar de genade van elke god beproeven en dus trad ze de gewijde deuren toe. Ze zag kostbare geschenken en met goud beletterde stroken stof die aan de takken van de bomen en aan de deuren waren vastgehangen. Daarop stond, onder dankbetuiging voor de bewezen dienst, de naam van de godin vermeld, aan wie ze waren gewijd. Psyche knielde en omhelsde het nog halfwarme altaar en met loshangende haren bad zij: “Zus en echtgenote van de machtige Jupiter, of u nu in Samos bent op het aloude heiligdom, waar men zich als enige beroemt op uw geboorte en jongste kindergekrijt, of op het hoge Carthago, waar men u vereert als het meisje dat op leeuwen door de hemel rijdt, of bij de oevers van de Inachus, die zich u herinnert als bruid van de Donderaar en als koningin der godinnen of verdedigt u de hoge muren van de beroemde Argiven, u die door heel het oosten als Jukbrengster wordt vereerd en voor het hele westen geldt als Lichtbrengster, wees voor mij, in mijn uiterste rampspoed, Juno de Redster en bevrijd mij, uitgeput door zoveel lotgevallen, va het dreigende gevaar. Want ik weet dat u pleegt zwangere vrouwen in nood uit eigen beweging ter hulp te komen.” Bij deze vleiende woorden, voelde Juno zich in de waardigheid van al haar macht verheven en ze antwoordde dadelijk: “Ik wil best mijn bevelen schikken naar jouw smeekbeden omwille van je trouw. Maar tegen de wil van mijn schoondochter Venus, die ik altijd als een dochter heb liefgehad, kan ik me niet schaamteloos verzetten. Trouwens ben ik ook gebonden aan de wet die verbiedt dat men andermans voortvluchtige slaven tegen de wil van hun meester ontvangt.”

Zodanig ontzet door deze nieuwe schipbreuk van het Lot en door het feit dat ze haar vliegende echtgenoot niet kon vinden, verloor Psyche alle hoop op redding. Zo bedacht ze bij zichzelf: “Ach, welke hulp kan ik nog verkrijgen voor al mijn ellende, als zelfs de gunst van deze godinnen, die nochtans welwillend zijn, mij niet meer te beurt valt? Waar kan ik nog heen, in zoveel strikken gevangen? Onder welk dak, naar welke beschermende duisternis kan ik nog vluchten voor de onontkoombare blik van de machtige Venus? Waarom verman je je niet en leg je de verloren hoop niet af? Keer dapper uit eigen beweging naar je meesteres terug en verzacht de toornige omstuimigheden misschien nog met laattijdige nederigheid. En wie weet vind je de langgezochte wel in het huis van zijn moeder?” Ze bereidde zich voor op haar onveilige onderwerping en de bijna zekere dodelijke afloop. Ze dacht alvast na over het begin van haar smeekbedes.

* * *



[1] Zoals wel geweten is, is dit de godin van het graan en de oogst, van de vruchtbaarheid en het moederschap. In het Grieks heet ze Demeter. Het bekende verhaal gaat dat haar dochter, Proserpina/Persephone, geroofd werd door Pluto/Hades, de god van de Onderwereld, om zijn vrouw te worden en koningin van de Onderwereld (we zullen ze verder in het verhaal nog in levende (ahum) lijve ontmoeten). Maar omdat Ceres daar zo verdrietig over was, mocht Proserpina voortaan in de zomer terug bij haar komen. Vandaar de vruchtbaarheid van de zomer en de dorheid van de winter. Ceres is trouwens niet alleen een Griekse, maar in de eerste plaats een typische aloude Romeinse godin, gezien de Romeinen in de eerste plaats een agrarisch volk waren en bleven.

Labels: , ,

0 Comments:

Post a Comment

<< Home