Monday, June 23, 2008

VII Psyche Laborans

Ook Venus heeft nu haar tactiek verandert. Ze heeft namelijk heel wat in petto voor Psyche...

Intussen had Venus haar zoektocht op aarde opgegeven en ging ze naar de hemel. Ze liet haar wagen klaarmaken die de goudsmid Vulcanus zelf met zijn fijnste kunsten had vervaardigd en haar vóór hun huwelijk had aangeboden als geschenk: een wagen aanschouwelijk door de meest nauwgezette afwerking van puur goud. Vier van de talrijke stralend witte duiven die rondom haar slaapkamer hun nest hebben, kwamen aangevlogen. Vrolijk zwenkend brachten ze hun gevlekte nekken onder het edelstenen juk en tilden ze hun meesteres op. Musjes dartelden onder luid gekwetter rond de wagen van de godin en andere vogels zongen zoete melodieën om haar komst aan te kondigen. De wolken gingen uiteen, de Hemel opende voor zijn dochter en de hoogste Ether ontving haar vol blijdschap. Het zingende gevolg van de grote godin kende geen schrik voor de toevliegende adelaars en de roofzuchtige havikken.

Venus begaf zich dadelijk naar het koninklijke paleis van Jupiter en met trotse aandrang eiste ze de hulp – volgens haar uit absolute noodzaak – van de god-boodschapper Mercurius. En Jupiter kon zijn donkere wenkbrauwen niet afkeurend doen fronsen. Hij stemde toe. Terstond stond Venus op en, met Mercurius bij zich, verliet ze de hemel. Ze fluisterde hem de volgende nauwgezette woorden in het oor: “Mijn Arcadische broer, je weet dat je zusje Venus nog nooit iets heeft gedaan zonder dat Mercurius erbij was en het is waarschijnlijk niet zomaar aan je voorbijgegaan hoe lang ik reeds op zoek ben naar mijn meid die zich heeft verstopt. Er zit dus niets anders op dan dat jij een openbare bekendmaking doet dat ik een beloning uitreik voor wie haar vindt. Doe dit dus en wel snel en duidt goed de aanwijzingen aan waaraan ze kan herkend worden, zodat iemand die de misdaad zou begaan haar heimelijk te verbergen, zich niet kan verdedigen met het excuus van onwetendheid.” En bij deze gaf ze hem een boekje met Psyches naam en enkele bijzonderheden over haar persoon. Hierop ging ze meteen naar huis.

Mercurius verzuimde zijn taak niet. Hij voerde zijn opdracht uit en weldra ging het over de tongen van alle volkeren: “Als iemand een spoor kan vinden of de schuilplaats kan aantonen van de koningsdochter en slavin van Venus met de naam Psyche, dan mag hij naar de achterkant van het schrijn van Murcia komen bij de boodschapper Mercurius en daar zal hij, als hij goede informatie heeft kunnen verstrekken, van Venus zelf zeven zachte zoenen en één honingzoete kus, met het gebruik van haar lieflijke tong, ontvangen.” Dit had zijn effect. Het verlangen naar zo’n beloning wekte meteen de strijdvaardige ijver van alle stervelingen. Bij Psyche nam deze boodschap nu wel de laatste twijfels weg. Toen ze het huis van haar meesteres nog maar naderde, kwam daar al één van de dienaressen, Gewoonte, aangelopen. Zo luid ze kon, riep die uit: “Aha! Jij verderfelijk stuk slavin, heb je eindelijk beginnen beseffen dat je een meesteres hebt? Of ga je soms beweren – en het ligt perfect in de lijn van je andere roekeloosheden – dat je ook dat niet zou weten? Besef je wel hoeveel miserie wij hebben doorstaan in de zoektocht naar jou? Maar goed, je bent in mijn handen gevallen, en dat is ’t voornaamste. Je zit nu geklemd tussen de klauwen van Pluto en dadelijk zullen je serieuze straffen worden opgelegd voor zo’n grote weerspannigheid!” Hardhandig greep ze haar bij de haren en trok ze haar mee, hoewel ze geenszins weerstand boodt. Van zodra ze binnengeleid was en voor Venus gebracht, stootte die een ontzaglijke schaterlach uit als iemand die zijn razende woede moet ontladen. Ze schudde met haar hoofd en krabde aan haar rechteroor. “Eindelijk,” zei ze, “acht je je waardig genoeg om je schoonmoeder te begroeten. Of kwam je hier eerder voor je echtgenoot, die in gevaar verkeert door jouw verwonding? Maar wees gerust, ik zal je ontvangen zoals het een goede schoondochter betaamt. Waar zijn mijn dienaresjes Zorg en Droefheid?” Toen deze binnenkwamen, gaf ze Psyche aan hen over om haar te martelen. Zij volgden het bevel van hun meesteres op en sloegen Psyche met zwepen en folterden haar met andere tuigen. Daarna gaven ze haar aan de meesteres terug. Die begon weer te lachen en zei: “Kijk es, ze probeert ons medelijden te wekken met haar bolle buikje, van waaruit ze mij met een schattig kindje, een gelukkige grootmoeder zal maken. Ja, ik zal inderdaad gelukkig zijn, dat ik in de fleur van mijn leven al grootmoeder genoemd zal worden en dat een armzalige slavenzoon zich kleinzoon van Venus zal weten. Maar wat zit ik hier tevergeefs te bazelen: het huwelijk is niet geldig! In een huis zonder getuigen en zonder de toestemming van de vader, kan het niet als wettelijk beschouwd worden en dus zal een bastaard geboren worden, als ik tenminste al duld dat je de zwangerschap voldraagt.”

Daarop vloog ze op Psyche af en scheurde haar kleren aan flarden. Ze rukte aan haar haar en schudde haar hoofd dooreen. Dan nam ze graan, gerst, gierst, papaverzaad, erwten, linzen en bonen, haalde ze allemaal door elkaar en legde ze samen op een hoop. Tegen Psyche zei ze: “Jij lijkt mij zo’n lelijk ding dat je door niets anders dan ijverige arbeid je minnaars kan verleiden. Daarom zal ik zelf je werklust op de proef stellen. Sorteer deze hoop van zaden en leg alles samen per soort. Dit moet je afwerken tegen vanavond.” Ze wees de immense berg zaden aan en vertrok zelf naar een huwelijksmaal. Psyche verroerde geen vin, maar stond bewegingsloos te staren naar de onontwarbare massa. Ze werd overvallen door een verstommende stilte. Toevallig liep daar een kleine landelijke mier ijverig heen en weer. Ze zag de moeilijkheid van de taak in, kreeg medelijden met de ongelukkige vrouw van die grote god en vervloekte de woede van de schoonmoeder. Snel riep ze een hele vloot van omwonende mieren bijeen en zei tot hen: “Heb medelijden, vlijtige telgen van de allesvoedende aarde, heb medelijden met dit lieve meisje, echtgenote van Amor, zij verkeert in groot gevaar. Kom haar snel te hulp!” Golf na golf van het zesvoetige volkje kwam aangetrippeld en met de grootste ijver begonnen zij de hoop granen uiteen te halen en in groepjes verdeeld samen te leggen. Daarna verdwenen ze snel weer uit het zicht. Toen bij het begin van de nacht Venus terugkeerde van het feestmaal, beneveld door de wijn, geurend naar balsem en haar hele lichaam omkransd met schitterende rozen, keek ze vol verbazing naar het zorgvuldige werk. “Het kan niet dat jij dat gedaan hebt, waardeloos schepsel,” zei ze, “Dit is niet jouw werk, maar dat van hem die jou tot jouw en, inderdaad, tot zijn eigen schande bemint!” Ze wierp haar een stuk grof brood toe en ging zelf slapen.

Intussen werd Cupido streng bewaakt in de eenzame kamer die hem insloot. Deels omdat hij zijn wonde niet zou verergeren met meer roekeloosheden en deels opdat hij niet met zijn meisje zou afspreken. En zo van elkaar afgescheiden onder hetzelfde dak brachten de geliefden de nacht door. Maar toen de Dageraad nog maar net in haar wagen passeerde, riep Venus Psyche al bij zich en zei tot haar: “Zie je dat woud dat zich uitstrekt langs de oevers van die rivier, met lage bomen rond de bron? Daar grazen op een onbewaakte weide schapen schitterend door hun vacht van fonkelend goud. Ik wil dat je mij nu meteen een lok brengt van die kostbare vacht. Zoek zelf maar uit hoe!” Psyche ging gewillig op weg, althans niet van plan te gehoorzamen, maar in het idee dat ze door een sprong van de oever van de rivier rust zou vinden van al haar ellende. Maar van bij de rivier zong met zoete melodieën langzaam aanzwellend als door een goddelijke briesje ingegeven het groene riet: “Psyche, je bent weliswaar afgemat door al je beproevingen, maar je gaat toch niet mijn heilige water aantasten met je ongelukkige dood? Ga die ontzagwekkende schapen nu nog niet tegemoet, maar wacht tot zij minder verhit zijn door de branding van de zon. Want normaalgezien worden zij daar zo door opgehitst dat ze wild tekeer gaan met hun scherpe hoorns en hun steenharde voorhoofden en niet zelden drijven zij met hun giftige beten iemand de dood in. Totdat de middag de straling van de zon heeft bedaard en een rivierbriesje de kudde tot kalmte heeft gemaand, kan je je verbergen onder de plataan er vlakbij, die met mij van hetzelfde water drinkt. En van zodra de furie van de schapen heeft afgenomen, schud je aan de takken van de struiken en daar zal je plukjes wollig goud vinden, die her en der in de vervlochten takken zijn blijven steken.”

Zo sprak het eenvoudig vriendelijke riet en toonde de ongelukkige Psyche de weg naar haar redding. Het meisje liet niet na – nonchalant het luisteren ten spijt – met alles rekening te houden. Uiteindelijk kon ze makkelijk de gelige wol wegroven en bracht ze een schoot vol gouden lokken naar Venus. Maar die vond ook het doorstaan van dit gevaar geen voldoende bewijs voor Psyches werkvaardigheid. Met gefronsde wenkbrauwen stootte ze een bitter lachje uit. “Ik heb wel door dat die echtbreker hier weer achter zit,” zei ze, “Maar nu zal ik je eens deftig op de proef stellen en zien of je werkelijk zo buitengewoon begiftigd bent met onverschrokken moed en uitzonderlijk inzicht. Zie je de piek bovenop de hooguitstekende rots van die ruige berg daar? Van daaruit stort een donkere rivier haar grauwe golven uit en ingesloten door het bekken van een nabijgelegen vallei bevloeit ze de moerassen van de Styx[1] en voedt ze Cocytus’ brakende wateren. Breng mij vanuit de diepste kolking van die bron onverwijld een schep vloeiend vocht in dit kruikje.” Dit zei ze en ze gaf haar, bovenop een hoop verwijten, een uit kristal gehouwen vaasje. Met gezwinde pas ging Psyche opweg naar de hoogste heuvel van de berg, in de zekerheid dat ze daar een eind voor haar ellendige leven zou vinden. Toen ze dichtbij de opgedragen bergkam kwam, zag ze de loutere onmogelijkheid van haar taak in. Een enorme vooroverhellende rots, ontoegankelijk door glibberige hobbeligheid, kotste uit zijn gapende muil een bulderende rivier uit, die dadelijk voortgestuwd tussen alle barsten van de opening naar beneden stortte en geleid in de uitgesleten bedding van een smal kanaal ongezien een nabijgelegen vallei instroomde. Van links en rechts uit de gaten in de rots kronkelden waterlopen tevoorschijn als woeste draken die hun lange nekken uitstrekken, hun ogen toegewijd aan een onafhoudelijk waken en hun pupillen eeuwig slapeloos oplichtend. Plots leek het alsof de rivier zijn water met haar eigen stem beschermen wou: “Ga weg!” riep ze opeens, en “Wat doe je?” en “Wat voer je uit? Pas toch op!” en “Vlucht!” en “Je gaat eraan!” Versteend door verontwaardiging over de onmogelijkheid van haar opdracht, verloor Psyche, hoewel haar lichaam stand hield, al haar zinnen en in haar uiterste gevaar ontbrak het haar zelfs aan de laatste troost der tranen.

Maar het gaat nooit voorbij aan de ogen van de goede Voorzienigheid wanneer een onschuldige ziel in gevaar verkeert. De koninklijke vogel van de oppergod Jupiter, die roofzuchtige arend kwam aangevlogen met wijduitgestrekte vleugels. Zijn voormalige gehoorzaamheid aan Cupido indachtig, toen zij samen Ganymedes, het Phrygische wijnschenkertje van Jupiter, naar de hemel gedragen hadden, greep hij nu de kans eer te betonen aan de macht van de god door hulp te bieden aan zijn echtgenote in nood. Hij verliet de hemelse wegen en vloog op het meisje toe. “Jij die zo eenvoudig en onervaren bent, jij hoopt nu uit die allerheiligste en al even onstuimige rivier ook maar een druppel te kunnen meenemen of zelfs maar aan te raken? Je hebt toch wel gehoord, via geruchten of zo, dat deze Stygische wateren de goden en zelfs Jupiter zelf schrik aanjagen? Wist je dat zoals jullie bij de goden zweren, zij gewoon zijn om bij de verhevenheid van de Styx te zweren? Maar geef dat kruikje hier!” En dadelijk greep hij het tussen zijn sterke klauwen en het gevaarte van zijn wiekende vleugels balancerend snelde hij vooruit. Hij schepte het onwillige water op dat hem raadde om nu nog ongeschonden heen te gaan, maar hij zei dat hij het nam op vraag van Venus, dat hij namelijk haar dienaar was en daardoor ging het een beetje makkelijker. Blij en opgelucht nam Psyche het volle kruikje in ontvangst en bracht het terug naar Venus. Maar…

* * *



[1] De Styx en de Cocytus zijn twee van de vijf rivieren in de Onderwereld.

Labels: , ,

0 Comments:

Post a Comment

<< Home